Verordening op de heffing en de invordering van vermakelijkhedenretributie 2025
Verordening op de heffing en de invordering van vermakelijkhedenretributie 2025
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
vermakelijkheid: een activiteit, waarbij wordt beoogd of mede wordt beoogd het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak te verschaffen, of waarbij het publiek amusement, verstrooiing, ontspanning of vermaak zoekt, ondergaat, vindt, pleegt te vinden of kan vinden, een en ander in of op daartoe bestemde of geschikte, voor eenieder toegankelijke inrichtingen, terreinen, wateren en dergelijke.
Onder de naam ‘vermakelijkhedenretributie’ wordt een recht geheven ter zake van het tegen betaling of vergoeding van welke aard ook geven van vermakelijkheden waarbij gebruik wordt gemaakt van door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand gebrachte of in stand gehouden voorzieningen of waarbij een bijzondere voorziening in de vorm van toezicht of anderszins van de zijde van het gemeentebestuur getroffen wordt.
Belastingplichtig is degene die de vermakelijkheid geeft, dan wel degene voor wiens rekening en risico de vermakelijkheid wordt gegeven.
De vermakelijkhedenretributie wordt niet geheven indien de vermakelijkheid georganiseerd wordt door een non-profitorganisatie die blijkens haar statuten, alsmede gelet op de ingediende aanvraag, geen individueel, persoonlijk of groepswinstoogmerk heeft en waarbij de doelstellingen van de non-profitorganisatie van maatschappelijke, sociale, pedagogische, sportieve, charitatieve en/of culturele aard zijn.
Artikel 10 Nadere regels door het College van Burgemeester en Wethouders
Het college van Burgemeester en Wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van vermakelijkhedenretributie.
Artikel 11 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
De “Verordening vermakelijkhedenretributie 2024”, vastgesteld door de raad van de gemeente Hilvarenbeek bij besluit van 9 november 2023, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
- 2.
- 3.
- 4.